Vol erin – het was echt nodig
“Laat ik eerst iets over mijzelf vertellen, voor ik begin over mijn belevenissen bij Instituut Orshof. Mijn ouders zijn al 60 jaar bij elkaar, kibbelend en wel. Ze zijn allebei midden 80, beide beginnend dementerend. Ze maken mekaar stapelgek. Ik ben 44, dus mijn ouders waren zeker voor die tijd al oud toen ik werd geboren. Mijn ouders zijn jaren bezig geweest om kinderen te kunnen krijgen. Totdat mijn vader een ingreep heeft ondergaan en toen lukte het. Na zeven of acht jaar huwelijk is mijn zus geboren. Twee jaar later kwam ik. Mijn ouders hadden vijf winkels, dus die moesten hard werken.
Toen ik 5 jaar was, kreeg ik een heupziekte aan mijn rechterbeen: de ziekte van Perthes. Ik heb negen maanden tot mijn borst in het gips gelegen, thuis en ook in het ziekenhuis. Daarna moest ik nog diverse operaties ondergaan. Ik kreeg les aan mijn bed, maar er waren geen kinderen om mee te spelen – alleen mijn zus af en toe. Die ziekteperiode is eigenlijk pas afgesloten toen ik een jaar of 16 was.
Mijn ouders waren altijd druk. Als ik iets wilde zeggen of vragen, moest ik opschieten anders waren ze alweer weg. Dat heeft gemaakt dat ik vlug kan associëren en schakelen, mijn taalgebruik is direct, gecomprimeerd en staccato. Heel normaal, vond ik. Nu zie ik dat het ook een vorm van onrust kan zijn.
Onbezorgd zijn
Uiteindelijk ging ik met Tamara naar Instituut Orshof, toen nog op de vroegere locatie. Dat was een plechtstatig iets. Een promovendus van de Universiteit Maastricht deed onze intake. Daarna kwam ‘de dokter’, zoals men Ivo Van Orshoven noemde. Hij keek naar de ingevulde formulieren en zei: jullie moeten de basiscursus doen. Heel vanzelfsprekend. Toen zijn wij er samen ingestapt.
Ik heb Ivo tijdens die basiscursus maar een of twee keer gezien. Als hij binnenkwam, dan was er een soort wervelwind. Een frisse wervelwind die alles opschudde. Ik vond die cursus helemaal prima: de groep was leuk en ik heb veel ervaringen opgedaan. Ik kwam erachter dat Tamara niet mijn vrouw was voor de toekomst. En ook dat ik nog niet klaar was met mijn ex. Dat maakte het daar soms een beetje onprettig met zijn tweeën. Omdat snel duidelijk wordt wat je aan elkaar hebt – en wat niet. Daarom is het goed om samen te gaan; dat schept duidelijkheid.
De bevrijding in het nu
Het mooiste bij Instituut Orshof was het onbezorgde gevoel dat ik er had. Gewoon zijn, plezier hebben, met elkaar omgaan, de dingen zeggen zoals je ze ervaart, zonder te oordelen of veroordelen. En toch met essentiële dingen van mijzelf bezig zijn, dingen die mij raken. Dat vond ik prettig. ’s Avonds aan de bar was er veel plezier, veel sensualiteit onderling, dat ontstond gewoon. Al met al vond ik het wel een mooie mix.
Wat het me heeft gebracht, is het bevrijdende gevoel dat ik er nu mag zijn zoals ik ben. Dat daar niks mis mee is. Ik voelde me altijd geconditioneerd. Ik moest me steeds aanpassen en de stand ophouden. Van mijn ouders natuurlijk. Verstijfd. Ik deed alles keurig.
Door het vuur
Tijdens de terugkomdagen vond ik de vuurloop het meest indrukwekkend. Helemaal niet lachwekkend, zoals bij Ratelband. Die lichamelijke gewaarwording van zal ik wel of zal ik niet door het vuur gaan, die voelde ik ook in mijn knieën. De absolute hel daar op dat moment met geen ander levensdoel dan aan de andere kant de open en warme Frank. Heel simpel, meer was het niet. Er was respect en rust, er viel niets te bewijzen. Het was een openbaring, waarbij ik drie of vier stappen tegelijk nam. Die vuurloop was een soort kentering. Toen ik dat ging vertellen, merkte ik dat de wereld een ander taalgebruik had. Ik voelde dat mensen bevooroordeeld waren en dan wilde ik me weer gaan verdedigen of bewijzen. Inmiddels heb ik het veel meer geïntegreerd. Het is gewoon wat ik doe. Dus niet meer erover lullen, maar gewoon doen.
Er is nog een ander moment dat veel indruk heeft gemaakt. Er was een 7 meter hoge paal daar op de Orshof. Net als iedereen klom ik omhoog in die paal, een oefening, en ik voelde al knikkende knieën en overal van alles. Toen zat ik daar boven op die paal en iedereen riep: springen! Ik dacht: ik kan wel springen, maar voor wie doe ik dat eigenlijk? Niet voor mezelf. Ik vond: eigenlijk doe ik heel veel voor die schreeuwers daar beneden. Of voor andere schreeuwers. Maar niet voor mezelf. En toen ben ik niet gesprongen. Ik heb het niet gedaan, ik ben gewoon weer naar beneden gegaan. Ik verwachtte wel dat anderen mij voor lafaard zouden uitmaken. Maar ik dacht: dikke neus. En dat was ook wel een kleine kentering.
Die bijzondere momenten zijn heel persoonlijk. Er zijn ook oefeningen die mij helemaal niets doen, terwijl ik anderen zie stuiteren of sterke dingen ervaren. Bij de rivier Berwijn bijvoorbeeld, waarin we ’s morgens in zomer en winter een duik nemen, daar gebeurt het niet voor mij. Maar bij zo’n vuurloop is het er opeens wel, of op zo’n hoogte. Dan is alles in een keer heel anders.
Foute keuzes maken
Na de basiscursus ben ik Leven Vanuit je WORTELS gaan doen, dat waren vier weekends. Tamara is een of twee keer meegegaan. In het begin van het weekend moest je een buddy kiezen. Er kwam een vrouw op me af, in wie ik helemaal geen zin had. Ze leek op mijn moeder. Maar de begeleider vond dat ik het dan juist moest doen, omdat het een kans was om veel te leren. Ik heb me laten ompraten, maar achteraf dacht ik: dat doe ik niet meer. Als ik het niet voel of niet wil, dan doe ik het gewoon niet.
Na deze cursussen ben ik er jaren niet geweest. Totdat ik met mijn huidige vrouw en twee kinderen op een Maleis eiland zat. Ik voelde me zomaar agressief en heel kwaad worden, boos op het vastzitten op een eiland. Ik voelde dat ikzelf vanbinnen vastzat. En ik dacht: ik ga weer Cursus op Instituut Orshof doen, ik wilde LEM doen, de Leergang Energetische Manager. En dat heb ik gedaan. Voor die leergang ging ik eens per maand een weekend naar Instituut Orshof. Voor mij was dat net op tijd, want elke keer begonnen na een paar weken mijn oude patronen op te spelen en raakte ik opgefokt. Dan was ik blij dat ik weer naar de cursus kon.
Opgefokt door afkeuring
Aanvankelijk ging ik steeds opgefokt naar Instituut Orshof, door werk, gezin en omstandigheden. Mijn vaste patronen zijn: het is allemaal niet goed genoeg, alles moet te gejaagd. Op zich is dat niet erg. Je kunt om twee redenen leren. Je leert omdat iets niet goed genoeg is of omdat het iets toevoegt. Dat onderscheid leer ik nu te maken. Eerder leerde ik omdat er iets niet goed was, er zat altijd een afkeuring onder. Het moest beter. Dat heb ik niet meer. Ik leer omdat ik richting heb. Onder de afkeuring zat een minderwaardigheidsgevoel, en dat is nagenoeg weg.
Nadat wij uit elkaar gingen, wilde Tamara mij jaren niet meer zien. Tijdens een gezinsweekend bij Ivo waar ik met mijn huidige vrouw en kinderen was, werden al mijn relaties en kinderen op een rijtje gezet. Al mijn vrouwen, met de abortussen erbij. Dat was een heel palet. Toen bleek dat Tamara geen plek had, dus die is er tussen gezet. Op de plek die haar toekomt. En twee dagen later kreeg ik na vier jaar een mailtje van haar: ik zou het leuk vinden om eens een lunchafspraak te maken, want ik ben benieuwd hoe het met je gaat. Een tijdje later hebben we gezellig geluncht en wijn gedronken. Toen ik om half zes naar huis ging, besloot ik te stoppen met drinken – net of er iets was afgerond.
Stoppen met drinken
Ik sta nu al vier maanden droog. Zonder moeite. Daar zit dus geen wilskracht achter, maar iets dat is opgelost. Ik nam 30 eenheden per week in. Gemiddeld drie per dag, soms waren het er veel meer. Het grote probleem was dat ik ’s ochtends neerslachtig wakker werd. Ik keurde het af in mijzelf en als ik echt luisterde dan wist ik dat allang.
Dat grootverbruik in alcohol was dus gekoppeld aan een minderwaardigheidsgevoel, vooral sociaal gezien. Nu heb ik dat niet meer zo, en voel ik me rustiger en sterker. Ik ondermijnde mijzelf met mijn alcohol en als ik ontzettend veel ging drinken, dan werd ik heel drammerig. Sommige mensen vonden het grappig. Laatst zei iemand dat ik nu gewoon een kerel ben die niet meer drinkt. Ik heb een paar seconden gewacht, en toen gezegd: ik ben hier niet om jou te vermaken, maar als jij mij leuk vindt is dat prima. Ik ben dus wel een stuk volwassener geworden.
Verandering in gevoel
Wat vond ik belangrijk aan Ivo? Zijn waarde zit niet alleen in wat hij doet en wat hij te bieden heeft, maar ook in hoe hij het doet – helemaal van binnenuit. En dat voelde ik heel sterk. Meestal ging ik in rust naar huis, warm en open.
Wat de Orshof Methodiek mij ook heeft opgeleverd, is het lichamelijke. Als ik zo’n neerslachtig gevoel heb, ga ik terug naar het voelen van de realiteit van mijn lichaam in plaats van te blijven balen over mijn neerslachtigheid. Nu besef ik dat ik ook het fysieke kan opzoeken: wandelen, een douche nemen, voelen, een paar keer jezelf slaan, dansen, je vrouw pakken, of wat dan ook. In dat actief worden blijkt het gevoel van je lichaam totaal te veranderen, er ontstaat weer meer contact met jezelf en de vicieuze denkcirkel wordt doorbroken. Inmiddels sta ik mezelf veel minder toe om weg te zakken in neerslachtigheid, dat heb ik echt geleerd bij Instituut Orshof. Maar het hoeft ook niet opgelost te worden. Het mag er zijn en ik mag neerslachtig zijn. Ik zie wat er is, ik kan het accepteren. So be it, het zal wel iets betekenen. Daardoor geef ik het de kans om te helen, op te lossen, zonder dat ik nadrukkelijk wil dat het weggaat.
Ik heb me opnieuw te verhouden tot Instituut Orshof en wat daar gebeurt. Ik ben rustiger geworden, ik heb een richting gevonden, ik weet waarmee ik bezig ben. Er ligt een onstuimige periode achter me, waarin Ivo een goede gids was, een goede begeleider om te herijken. Nu is het tijd om het zelf te doen. En me opnieuw te verhouden – er op een andere manier mee bezig zijn. Minder consumeren en meer toepassen, ook vanuit mijn eigen kunnen. Niet halen, maar brengen. Ik heb zin om met vakbroeders hiermee bezig te zijn. Er ontstaat gewoon een andere behoefte.
Ontwikkeling van talent
Wat mij nu bezighoudt is talentontwikkeling. Pas bij Instituut Orshof ontdekte ik dat ik mijn snelheid en directheid in mijn jeugd heb aangeleerd. Ik zag daar de link naar mijn drukbezette ouders die altijd maar een paar minuten tijd voor mij hadden. Zo moest ik wel vlug associëren en schakelen. Bij Instituut Orshof ben ik talenten gaan zien waar ik iets mee wil en kan. Nu is de vraag: hoe ontwikkel ik die verder en hoe kan ik die benutten in combinatie met een andere behoefte: contact. Want die snelheid kan ook een belemmering zijn voor diep contact.
Ik zie mijn snelheid en associatief vermogen als een talent. Mijn gedachtegang wordt razendsnel gecomprimeerd tot stellingen en die komen eruit. Dat kan handig zijn in mijn vak. Maar ik moet ervoor uitkijken om niet te direct te zijn, te snel. Niet uit het niets met iets komen als het verband alleen voor mij duidelijk is. Want dan haakt iedereen af en dan raak ik het contact kwijt. Het is natuurlijk handig om in bepaalde situaties snel uitwegen te zien. Maar bij teamwerk komt het minder van pas, omdat ik daarvoor veel te snel en te ongeduldig ben. Het is vernieuwende kracht. Mensen moeten aan mij wennen en dan is het prima. Als ik iets raars zeg, dan denken ze misschien: laat maar lullen. Maar we kunnen wel met zijn allen bewegen.
Ik moet waken over mijn rust. Die rust zit in mij. Het voelt alsof er een bodem zit rond mijn navel. Hij kan snel hoger. Ik voel mijn rust rond mijn navel zitten en ik kan erop terugkomen. Dat had ik eerst totaal niet, toen was ik altijd aan het vliegen – alle kanten op.
Waar ligt de balans?
Zeker in het begin van het contact moet ik veel zorg besteden aan mijn eigen snelheid of traagheid. Vóór Instituut Orshof deed ik dat niet, ging ik er gewoon vol in. Soms zeiden mensen dat het leek of ik suïcidaal was. Vol erin, dat werd door mijn ouders gewaardeerd. Zij gingen er in de zaak ook vol in, want wat je hebt moet je geven.
Inhouden, dat vind ik nog steeds niks. Ik wil me ook helemaal niet beheersen, want dan heb ik het gevoel dat ik een stuk van mijn kracht kwijt ben. Kanaliseren is oké, dat kan ik aan.
Ik heb bij Instituut Orshof geleerd om elk signaal serieus te nemen. Mijn intuïtie, elk signaal dat uit mij komt. Als ik van Instituut Orshof of van mijn werk naar huis ga, dan begin ik zo’n 25 kilometer van huis de energie van mijn vrouw te voelen. Ik ben met heel andere dingen bezig, en ineens voel ik dat. Zulke gevoelens moet ik serieus nemen. Na drie jaar op Instituut Orshof begint het me helder te worden. En dan ben ik nog maar een beginner.”